Riedel, J. G. F. De sluik-en kroesharige rassen tusschen Selebes en Papua

(Gravenhage :  M. Nijhoff,  1886.)

Tools


 

Jump to page:

Table of Contents

  Page [399]  



TWAALFDE  HOOFDSTUK.
 

HET  EILAND  KEISAE  OF  MAKISAR.
 

Ligging. Formatie. Bergen. Bivieren. Voetpaden. Ankerplaätsen. Moeson. Verdeeling
landschappen. Negarien. Bevollcing. Mestiezen. Taal. Traditie. Geschiedenis. Physische,
intellectueele en moreele eigenschappen. Standen. Bestaur. Hoofden. Afdoening van
zaken. Straffen. £ed. Grondeigendom. Landbouw. Veestapel. CnUus. BQgeloof. Huwelyk.
Schaking. Huwelyk van broeders- en zusterskinderen. Byzitten. Echtscheiding. Steriliteit
der vrouwen. Zwangerschap. Partus. Haarsnijden. Doorsteken der oorlellen. Tandvölen.
Ziekte. Genezing. Overlflden. Begrafenis. Rouw. Erfenis. Huizen. Huisraad. Kleeding.
Sieraden. Wapenen. Oorlog en vrede. Nijverheid. Arbeid van mannen en vrouwen.
Handel. Geld. Voeding. Narcotica. Feesten, zang en dans. Muziekinstrumenten. Speien.
Kosmologie.
 

Het eiland Keser, ook wel Makisar, Keisar, Eaipala, of Jotowawa genaamd,welks
bewoners in 1665 bij overeenkomst zieh onder de bescherming der Nederlanders
stelden, Iigt tusschen 127° en 127*^ 10' Oosterlengte van Greenwich en tusschen
7° 55' en 8° 15' Zuiderbreedte. De naam Keser, Kisser, en Makisar is afkomstig
van den naam Keisar, ook wel als Kiasar uitgesproken, eene zandvlakte ten zuid-
oosten van het eiland in het landschap Oirata. De naam Jotowawa beteekent hoogland.

Dit bergachtig eiland, een omtrek beslaande van slechts ettelijke mijlen, dat door
uitroeiing der bosschen, thans arm aan timmerhout, als een kale rotsblok zieh ver¬
toont, behoort tot de quader en trias formatie, waarbij sporen van metamorphische-
gneis en glimmerschieffer-gesteenten, zoomede uitgestrekte banken van jongere kalk¬
vorming aangetroffen worden. De toppen der bergen, waarvan de hoogste ongeveer
tweehonderd meter telt, met name Eupikai nahakai, Taitulu, Woorpenu, Oirowaku,
Kaisama, Intutun, Pipideli en andere, alwaar de negarien Lebelau, Sunpali, No-
woru, Iliwawan, Jawuru, Mesiapi, Lukurworu, Abusur, Manumere, Purpura, Nomaha
en Oiraha gebouwd zijn, zijn geheel ontwoud en met kort gras bedekt. Op de lager
liggende vlakten treft men nög slechts eenig houtgewas aan, waar tusschen groepen
van de Borassus flabelliformis, kalapapalmen en Stadtmannia sideroxylon voorkomen.
Behalve door eenige onbeduidende beekjes, wordt het eiland door de riviertjes Malara,
Jalurnu, Nama bij Woorili en Hiere bevochtigd, die echter in den oostmoeson geheel
  Page [399]